Sinds ik in Hasselt woon en door het binnenstadje loop zie ik veel vuil op straat liggen. Ik erger me aan het vuil. Of beter, aan degenen die het er zomaar achterlaten. Maar ook aan degenen, zelfs winkeliers, die niet eens hun eigen stoep schoonhouden. En aan het gemeentebestuur dat zich blijkbaar weinig gelegen laat liggen aan een schoon historisch centrum. Ik erger me, want ik houd van opgeruimd en schoon. En dus ga ik er wat aan doen. Ik raap het vuil op.
Daar ga ik wat aan doen. Dat dacht ik ook toen ik in de archieven het verslag van de Landschrijver las dat hij in 1767 optekende. Zijn handschrift was redelijk goed leesbaar. Ik zag het voor me hoe hij in de plaatselijke herberg de buren van Elsjen Roelofs ondervroeg op hun kennis aangaande de gifmoord die hun buurvrouw pleegde. Hun buurman Jan, echtgenoot van Elsjen, legde daarbij het loodje.
Ineens las ik dat de Landschrijver Elsjen ook had ondervraagd, later in het gevang. Aan de buren vroeg hij nog: ‘Waarom denken jullie dat ze het gedaan heeft?’ Aan Elsjen vroeg hij alleen: ‘Heb je hem vergiftigd? Waar heb je het gif gekocht en later verstopt?’ Haar opmerking over dat ze hem niet had willen doden, maar alleen ziek had willen maken, negeerde hij.
Ik ergerde me aan de Landschrijver. Vraag nou gewoon waaróm ze het gedaan heeft, praatte ik mopperig op hem in terwijl hij in zijn rechtsboek keek welke straf er stond op deze misdaad. Maar dat deed hij niet. En dus ging ik er wat aan doen.
Ik vroeg Elsjen: ‘Wil je mij je verhaal vertellen?’ Ik schreef daarover het boek Achtendertig nachten. Hetzelfde vroeg ik aan Roelf, de zoon van Elsjen en Jan, die drie was toen zijn ouders plotseling uit zijn leven verdwenen. In het boek Afscheid van een engel volgt zijn verhaal.
Behalve het voornemen daar ga ik wat aan doen is er misschien nog een samenhang tussen het oprapen van vuil en het schrijven van deze verhalen. Ik maak er mijn handen en woorden aan vuil. Ik schoon de straat en het leven van Elsjen en Roelf op.
Maar er is ook een verschil. Daar waar ik in het leven van Elsjen en Roelf op zoek ga naar de oorzaak van vervuiling het aanwijs en zeg: daar moet je iets mee, kom ik op straat niet zoveel verder. Een week nadat ik het zwerfvuil heb opgeraapt ligt er al weer van alles.
Ik mailde verschillende instanties over het straatvuil en kwam met diverse voorstellen. Een beleidsmedewerker duurzaamheid, milieu en afval van de gemeente reageerde enthousiast. Ze wil met me nadenken over een geleverd idee. Intussen kreeg ik vast een grijpertje en handschoenen. Terwijl ik op een avond in de schemer;) vuil liep te grijpen dacht ik na over mijn handelen. Toen ik een plastic tas vol afval in een vuilnisbak gooide kwam ik tot de slotsom: Het opruimen van dat letterlijke en figuurlijke vuil heeft te maken met mijn verlangen. Wat ik blijkbaar graag wil is een schonere wereld. En daar wil ik vorm aan geven. Hoe ik dat doe en of dat enigszins lukt komt in een ‘wordt vervolgd’ …