Ing-woorden

      Reacties uitgeschakeld voor Ing-woorden

Een diepvries is een handig ding. Voor Oud &Nieuw bakte ik voor de tweede keer in 2012 oliebollen. Veel te veel oliebollen. Diepgevroren konden we ze bewaren. Vandaag heb ik het laatste zakje gepakt. En dus dacht ik aan mijn vage belofte in de vorige blog om rondom oliebollentijd iets te schrijven over de volgende vraag: Is mijn schrijven een vorm van zoeken naar bevestiging?

In dezelfde blog schreef ik over verlangen naar erkenning. En daarmee ben ik bij de ing-woorden. Die hebben niets met een bepaalde bank te maken, maar wel alles met investeren. Dat is wat ouders behoren te doen. Dat is wat mijn ouders op hun manier hebben gedaan, dat is wat ik als ouder op mijn wijze deed. En daarin doe je het met wat het leven aanreikt.

Voorop gezet: ik ga in deze blog absoluut niet volledig zijn m.b.t. deze ing-woorden maar ik vind het wel mooi wat gedachten te delen.

Mijn ouders kwamen uit geslachten van schippers en keuters. Prachtige beroepen. Er was altijd voldoende te eten, maar elke cent moest worden omgedraaid. Daar is op zich niks mis mee, maar mijn vader bleek geen boerenbloed te hebben en zijn voorvader-schippers waren allang aan land gegaan, dus schipper worden behoorde ook niet tot de mogelijkheden. In een tijd en omgeving waarin niet iedereen automatisch voortgezet onderwijs volgde betekende het een investering dat mijn grootouders mijn vader naar de ambachtschool lieten gaan.

Dat mijn vader naast zijn werk en gezin verder ging leren en leraar werd had tot gevolg dat hij in de ogen van velen een ‘wiesneuze’ was. Mijn moeder ondersteunde hem waar ze kon en, zelf tot haar verdriet weinig onderwijs genoten, stimuleerde ze ons om door te leren. Beiden wensten ons een welvarend leven en dat is hen gelukt. Daarvoor ondernamen ze grote stappen, zoals een verhuizing van het Drentse platteland naar de grote stad Utrecht. Dat was een emigratie.

-Even tussendoor een kleine anekdote die dat aangeeft: Toen een broer van mij zich op de nieuwe school -wellicht van de spanning- misselijk voelde, zei hij tegen de juf: Ik mut speeën. De juf vroeg: Wat zeg je? Ik mut speeën. Wát moet je? En toen kwam de volle laag al over de tafel en de vloer.-

Mijn ouders reikten zaken aan waar ik mijn voordeel mee kon doen. Zij investeerden in mijn leven dat er voor hen mocht zijn. Daar ben ik hen dankbaar voor. Ook ik reik verder en durf stappen te ondernemen, al verstaat niet iedereen me gelijk;).

Maar is dat het zelfde als erkenning en bevestiging krijgen? En ja, dan ligt daar nog die vraag: zoek ik bevestiging in het schrijven van verhalen, of anders gezegd: in het waardering krijgen voor mijn verhalen. Ik zal je vertellen dat ik daar absoluut gevoelig voor ben. Dat ik na mijn eerste roman van slag kon zijn van een enkele kritische kanttekening. Maar ook mag je weten dat ik groei in het steeds meer ‘zijn’.

Misschien goed om eerst die ing-woorden een beetje helder te hebben.

Erkenning heeft iets te maken met het recht van bestaan, met aanvaarden, accepteren. Dat aan hun kinderen laten weten is de eerste taak die ouders hebben. Daarna (of moet ik zeggen: het tweede, daaraan gelijk) komt de bevestiging; het bekrachtigen, versterken, zegenen van het kind.

Ik ben inmiddels zelf al jaren moeder en ik weet dat ik (meestal ongewild, maar ik ben wel verantwoordelijk) daarin te kort geschoten ben. Vanuit dat perspectief kan ik het te kort van mijn ouders onder ogen zien, móet ik dat zelfs onder ogen zien en verwerken. Want dat helpt me in relatie tot de ander, tot mijn eigen kinderen. Maar ook in mijn werk.

In mijn schrijverschap botste en bots ik op een tekort. Want geregeld hoor ik een innerlijke stem die me bevraagt op mijn zijn en mijn kunnen. Onzekerheid kan leiden tot stagnatie in het, in mijn geval, schrijven. Ik heb inmiddels geleerd niet alleen de symptomen te bestrijden, maar om op zoek te gaan naar de oorzaak. Hoewel soms pijnlijk of verdrietig heeft het me enorm verrijkt. Ik ben daarover in gesprek met mezelf. Ik probeer steeds minder het tekort in m.n. bevestiging te zoeken bij de ander. Hooguit bij de Ander.

Goed, geen oliebollen meer in de diepvries. Maar nog wel een heleboel andere zaken. Niet alles is even lekker. Soms is iets verstopt geraakt onder overige spullen. Als ik de diepvries schoonmaak zal het wel weer tevoorschijn komen. Dat brengt me bij het volgende beeld: Mijn hoofd een bewaarplaats. De ene herinnering smaakt me beter dan de andere. Soms komt er zomaar één te voorschijn, een volgende laat ik nog even diep weggestopt. En af en toe moet ik schoonmaken. Is beter voor wat er nog komt.

Hoe dan ook, ik ben ermee aan de slag. Ik schrijf er over. ‘Stukkies’ noem ik dat wat er vanuit zo’n herinnering ontstaat. Waar mijn herinnering te kort schiet vul ik zelf aan. Ik ben tenslotte schrijver en verbind geregeld historie met fictie. Geen idee of het een boek wordt. Maar ik heb er lol in. Het is goed zo.